Ik ben het eerste kleinkind van mijn oma Bron. Ze was zo blij dat ze oma werd. Ze kwam elke dag lopend naar het huis van mijn ouders om de was op te halen en met mij te knuffelen natuurlijk.

Ik was heel erg vaak bij haar. Toen haar eigen kinderen klein waren had ze te weinig tijd voor hen omdat ze lange dagen moest werken, vooral toen mijn opa was overleden. Er waren toen nog geen voorzieningen wat betekende geen werk geen geld. Als wij bij haar waren kregen we volop aandacht. Ze leerde ons alles over de moestuin en we mochten ook altijd helpen planten of plukken. Ze verbouwde echt van alles: worteltjes, sla, andijvie, aardappelen, kool, uien en prei. En er waren kippen die elke dag eieren legden. Als we dan gingen eten, haalden we groenten en aardappelen uit de tuin en dat gingen we dat samen klaarmaken. Ze maakte zelf jam en leverworst. En ze bakte elke week brood en cake. Ook maakte ze de lekkerste karamelpudding die ik ooit gegeten heb. Maar het allerlekkerste was toch wel haar patat. Eerst kookte ze de aardappelen tot ze nog net niet gaar waren en ze sneed ze in reepjes. En dan pakte ze de koekenpan en deed er olie in en daarin bakte ze de patat. Daar kan echt niemand aan tippen. 

Ze had geen speelgoed, maar wel een heel groot schrijfblok. En dan kregen we een vel papier en dan moesten we bv namen opschrijven die begonnen met een A, enz. En wie dan de meeste wist natuurlijk. Ondertussen vertelde ze verhalen over vroeger. We maakten ook lange wandelingen door de velden op zoek naar bramen of bosbessen.

Ze had ook een hele grote pot met knopen en met een beetje fantasie konden we daar uren mee spelen.

Ze stond ook altijd voor iedereen klaar: was er iemand ziek dan ging zij helpen of maakte wat lekkers voor hun klaar. Op hele hoge leeftijd bakte ze elke week een cake voor de inwoners van het verzorgingstehuis in de buurt. Ik ga even bij de "oude" mensen koffie drinken zei ze dan, waarvan de meesten jonger waren dan zij. 

Ook fietste ze elke week naar Emmen om haar zus te bezoeken die daar in een verzorgingstehuis woonde. Het verbaast ons dat ze nooit een ongeluk heeft gekregen, want echt goed uitkijken deed ze niet. Ze stak haar hand uit en dan ging ze meteen. Op haar 97ste viel ze met haar fiets en brak haar bekken. En dat betekende dat ze niet meer op zichzelf kon wonen en ook naar een verzorgingstehuis moest. Wat vond ze dat erg, haar hele leven was ze zelfstandig geweest en dat was nu voorbij. Voor haar hoefde het allemaal niet meer.