Papyrus
Papyrus is een vroege vorm van papier. Het wordt gemaakt van de stengels van de Papyrusplant en werd in de oudheid gebruikt om op te schrijven. De tekst werd bewaard als boekrol. Later werd het gebruikelijk om vellen van de rollen te snijden en samen te voegen - hier komt de moderne boekvorm, codex genaamd, uit voort. Het gebruik van Papyrus begon 5000 jaar geleden in Egypte (waarschijnlijk ook in andere plaatsen). In deze fabriek laten ze zien hoe Papyrus gemaakt wordt. Papyrus bestaat uit een aantal lagen, in lange repen gesneden Papyrusstengels. Ze werden als een weefwerk op elkaar gelegd, en terwijl ze nog nat zijn, samengedrukt. Het kleverige plantensap fungeerde als bindmiddel. Als het blad droog was werd het Papyrusoppervlak behandeld met een soort lijm, waardoor de inkt niet ging lopen, en glad gepolijst. In een droog klimaat, zoals in Egypte, is Papyrus goed te bewaren. In een klimaat met een hogere luchtvochtigheid zal Papyrus gaan schimmelen. Daarom zijn de meeste vondsten van Papyrus in het woestijnklimaat van het Midden-Oosten gedaan. In het natte Europa is bijna alle Papyrus uit vroeger tijden vergaan.
Papyrusrollen zijn tijdens opgravingen gevonden in graftombes, huizen en afvalhopen van de oudheid. Deze documenten hebben ons heel veel verteld over de geschiedenis van met name het oude Egypte en omstreken. Met name de vondsten te Oxyrhynchus vormen een bron van informatie over het dagelijkse leven uit die tijd.
Hiërogliefen
Hier zie je een Egyptische kalender. Elke week had 10 dagen, 8 dagen werken en twee dagen vrij. Eén maand was de periode waarin de maan van vol tot vol werd. Er waren 3 jaargetijden: zomer, winter en lente. Elk jaar werden er vijf dagen extra gereserveerd om te feesten. Dus een jaar heeft 365 dagen.
Egyptische hiërogliefen ( Heilige groeven) vormen het schrift van het oude Egypte. Door de Egyptenaren zelf werden ze "Goddelijke Woorden" genoemd, hetgeen verwijst naar de overlevering dat de god Thoth ooit het schrift aan de Egyptenaren gaf. Het schrift is rond 3100 v.Chr. ontstaan en werd tot aan het eind van de Oudegyptische beschaving gebruikt… Tot 200 jaar geleden kon niemand de hiërogliefen ontcijferen. Tijdens de veldtocht van Napoleon in Egypte in 1798 ontdekten de Fransen bij de stad Rosette een stenen plaat met inscripties. De bovenste rij bestond uit hiërogliefen, de middelste uit demotisch en de onderste uit Grieks schrift. De Griekse inscriptie was de letterlijk vertaling van de twee voorafgaande teksten. Dus wist men vanaf toen dat de hiërogliefen letters of klanken voorstelden. De Fransman Jean Francois Champollion kende Grieks en slaagde erin de naam van farao Ptolemaios te ontcijferen. Hij zette anderen op weg om het Egyptische schrift volledig te ontcijferen.