Op bovenstaande foto staat het gezin Post compleet op de foto. De foto is genomen tijdens de 2e wereldoorlog. De strikken die de meisjes in het haar hebben, zijn van papier gemaakt. De jurkjes heeft Fennegien (met bril) allemaal met de hand gemaakt van oude geverfde lakens. Doordat er zoveel meisjes waren konden ze, als de jurkjes te klein waren, de jurk van hun oudere zussen aan. Zo liepen ze toch jarenlang er nog netjes bij.

Lees hieronder de stukjes over de oorlogsjaren.

 

De oorlogsjaren

Op 10 mei 1940 brak de 2e wereldoorlog uit. Toen de kinderen 's morgens wakker werden, zei Rika (Moeke):"och mien arme stumpers, het is oorlog". Maar wat dat betekende wisten de kinderen toen nog niet. Alles was immers nog net als gisteren. Ze kregen van Rika allemaal een paar centen om wat chocola te kopen bij Koos van Ommen, een kruidenier waar ze langs liepen om naar school te gaan. Dat was wel heel bijzonder, want dat gebeurde nooit. 

In het begin merkten ze nog niet veel van de oorlog. Dat kwam pas later. Er was ruimte en vrijheid. De kinderen speelden met vrienden en vriendinnen. In de zomer zwommen ze in het kanaal.

Ze leerden zichzelf zwemmen met een leeg petroleumblik als steun, die onder de ene arm geklemd werd. Met de andere arm maakten ze zwembewegingen die ze van Bello de hond hadden afgekeken, want die kon heel goed zwemmen. Pappe (Jouke) zat dan aan de kant en hield de kinderen nauwlettend in de gaten.

Op een warme zomerdag wilden de meisjes zwemmen in het kanaal. Hendrik, hun oudste broer, zou oppassen. Het was zaterdag, en hij zat piekfijn gekleed aan de waterkant. Klaar om naar zijn meisje te gaan. Plotseling verloor één van de jongste meisjes haar petroleumblik en ging kopje onder. Help, riepen de zussen. "Ze verdrinkt". Hendrik bedacht zich niet en dook in zijn mooie pak zo het kanaal in en haalde de drenkeling uit het water.

De kinderen gingen ook wel stiekem zwemmen in een zogeheten 'veenkoele' bij de Noordersloot. Die was heel erg diep. Ze hadden geen zwemkleding maar losten dat op door de onderjurk van onderen met een veiligheidsspeld vast te maken. Regelmatig ging er iemand kopje onder die dan door de anderen werd geholpen. Levensgevaarlijk, het is een wonder dat er niemand is verdronken.

De winters waren erg koud met veel sneeuw en ijs. Op het kanaal werd dan volop geschaatst.

Op school kregen de kinderen levertraan. Dat was heel erg vies. Er moest een lepel meegenomen worden van huis. Het hielp niet als je een kleine lepel meenam, want dan kreeg je gewoon 2 lepels levertraan. Ook kregen de kinderen elke week een wortel op school. Soms kregen ze een sinaasappel, dat was pas echt een traktatie.

Gedurende de oorlog werd het steeds gevaarlijker. Ruurd werd opgepakt en moest naar Duitsland, om daar in de fabrieken te gaan werken. De vriend van Fennegien, Anne Dozeman,  vond Ruurd nog veel te jong en wilde niet dat hij alleen ging. Daarom gaf hij zich op als vrijwilliger en ging met Ruurd mee. De situatie werd steeds gevaarlijker omdat fabrieken steeds vaker het doelwit waren van bombardementen. Op een gegeven moment vluchtten ze vanuit Duitsland en doken onder. De turfbult* bood een schuilplaats, omdat je van buiten niet kon zien dat hij van binnen hol was. Maar op een morgen lag Ruurd te slapen met zijn benen uit de turfbult. Gelukkig waren er op dat moment geen Duitsers in de buurt.

* Turfbult: Als de turf voldoende was gedroogd kon ze verstookt worden. Er werd dan een wintervoorraad aangelegd en opgestapeld.

Elke dag kwamen er grote zwermen vliegtuigen over en dat was niet prettig. Er werd ook wel eens een vliegtuig neergehaald en die stortte dan zo naar beneden, en dat was een naar gezicht. Vooral 's nachts konden de kinderen er niet van slapen. Dan lagen ze te luisteren of er ook een vliegtuig naar beneden viel. Stel je voor dat zo'n vliegtuig op hun huis zou vallen. De Purit fabriek (veenstrooiselfabriek) werd gebombardeerd en daarbij kwamen een aantal medewerkers om het leven. Ook de schepen, die in Klazienaveen in het kanaal lagen, werden soms beschoten. Dat gebeurde ook een keer toen Rika en Jouke naar de kerk gingen. De kinderen waren thuis en zagen de straaljagers naar beneden komen en waren heel erg bang. Maar gelukkig waren Rika en Jouke bij andere mensen naar binnen gevlucht.