De crisisjaren
Werkloosheid en armoede
In 1935 waren 600.000 van de acht miljoen Nederlanders werkloos. Tijdens de crisis was de armoede groot, en de regering had geen oplossing. Werklozen kregen een minimale uitkering. Ze moesten bovendien 'stempelen', zodat ze niet stiekem geld konden verdienen naast de steun van de staat. De regering besloot de werklozen een financiële ondersteuning te geven. De 'steun' mocht niet te hoog zijn, anders zouden de werklozen - zo meende men - lui worden. Ze kregen een bedrag dat net voldoende was om de huur en een eenvoudige maaltijd te betalen. Voor uitgaan, sport of kleren hadden ze geen geld. Om te voorkomen dat de werklozen naast de steun een zwart baantje erbij zouden nemen moesten ze één of twee keer per dag een stempel halen in een stempellokaal. Dit werd als erg vernederend ervaren. Daarnaast konden ze gedwongen worden in de werkverschaffing te werken. Zo kon het gebeuren dat een werkloze onderwijzer met de schop aan het werk moest om sloten te graven of dijken aan te leggen. Uit deze tijd dateren grote openbare werken zoals het Amsterdamse bos.
In de crisisjaren konden Jouke en Rika een huisje krijgen aan de Molenwijk in Klazienaveen. met één bunder (1ha) grond. Maar de verbouw leverde niets op. Er moest zelfs geld bij. Een mud rogge bracht maar twee gulden vijftig op en een mud aardappelen 60 cent. (een mud is een oude inhoudsmaat. Als het om vaste goederen gaat is bv een mud aardappelen 70 kg.)
En ook al werkte Jouke nog steeds in de Peel bij het Griendtsveen en Rika in het veen, er moest steeds geld bij. Er was haast geen eten, en wat er was ging naar de kinderen. Rika was zwanger en raakte ondervoed omdat ze haast geen eten kreeg. Ze heeft drie maanden in het ziekenhuis gelegen om aan te sterken. Daar werd ook Eefje geboren. Ze had net als haar overleden zusje vuurrood haar.
Halfbroer Bart ging een nieuw huis bouwen en toen kwam zijn huis vrij op het zesde blok. Jouke en Rika mochten in zijn huis wonen. Ze verhuisden met twee boerenwagens van Willem Blaak en reden luid zingend (ze waren inmiddels met zijn achten):
"We gaan verhuizen, wie gaat er mee. We nemen bed en ledikant en huisraad mee".
Op het zesde blok was ook niet veel werk, maar buren en goede vrienden stopten hen nog wel eens wat toe en gaandeweg ging het steeds beter. Op het zesde Blok werden nog twee meisjes geboren. Leida en Riekie.
De oudere kinderen keken vol verbazing naar Moeke in de bedstee. Als ze op haar borst drukte kwam er zo maar een straaltje melk uit. In totaal kregen Jouke en Rika 9 kinderen: 7 meisjes en twee jongens.
Rika gaf haar kinderen volop wat zij nooit had gehad: aandacht en liefde. Natuurlijk moest er hard gewerkt worden in het veen, maar er werd veel gezongen en ze kon prachtige verhalen vertellen. Ze noemde al haar kinderen en later ook haar kleinkinderen, (mien oesekedoesie) mien lieverd.
Het plekje op het zesde blok is haar het dierbaarst geweest. 48 jaar hebben ze er mogen wonen. Alle kinderen zijn vanuit dat huisje getrouwd, en Jouke en Rika hebben er 20 jaar lang van hun pensioen mogen genieten.
Op 22 april 1980 moest Jouke bij Rika weg, haar allerliefste, met wie ze 63 jaar lief en leed had gedeeld. En met wie ze 63 jaar een zeer gelukkig huwelijk had gehad. Maar zoals ze zelf zei: Onze grote troep kinderen, klein- en achterkleinkinderen, waren allemaal heel erg lief en goed voor mij. En als ik nu ons leven overdenk dan was de mooiste tijd hier op ons oude zesde blok.
Het gezin van Jouke en Rika in de oorlogsjaren. De haarstrikken waren gemaakt van papier.
Jouke Post en enkele dochters tijdens hun werk in het veen
Er werd over Jouke geschreven in de krant, omdat hij op 80-jarige leeftijd nog schaatste op het bevroren kanaal.
Ook Rika werd voor die gelegenheid op de foto gezet.
Tot op hoge leeftijd werd de kachel opgestookt met turf.
Trots op de tuin
En trots op de turfbult